Opruimen


Het moet. We gaan kleiner wonen. Veel spullen die weggaan maken gewoon ruimte in mijn kasten. Bij sommige dingen moet ik drie keer slikken. En bij sommige valt er een traan en blijf ik in gedachten met een dikke keel zitten denken aan toen.

Toen. Toen ik nog jong was. Toen ik een baby kreeg en later nog eentje. Toen ik dacht dat ‘later’ nog heel lang zou duren.

De piepkleine babykleertjes waarvan ik van allebei een paar bewaard heb kom ik tegen in een la. Het kastje heb ik al verkocht. Het was de baby commode van destijds. Meer dan 40 jaar geleden. Het is niet te bevatten.

Het blauwgestreepte pakje was het eerste wat Wim droeg.  Het donkerblauwe pakje was van Els. Het stond haar zo mooi.

Het witte jurkje is een onderjurkje dat toebehoorde aan het zusje van mijn vader: Engeltje. Ze overleed toen ze vier was en ik werd naar haar genoemd.

Nooit en te nimmer werd ik geplaagd met die naam. Hij kwam in ons dorp wel vaker voor.

Toch koos ik ervoor toen ik naar de middelbare school ging om Elly genoemd te worden.  Dat was niet moeilijk, ik luisterde gewoon niet meer naar mijn doopnaam. Er waren een paar mensen die ik toestond die naam nog wel te gebruiken.

Inmiddels is het mijn koosnaampje geworden. En vind ik het fijn als mijn geliefden mij zo noemen.

Ik ga vast nog vaker huilen de komende tijd. En dan zal ik proberen te denken aan wat ik pas geleden ergens heb gelezen: Je doet wel de spullen weg maar de herinneringen blijven.