Oud(er) worden

Geplaatst op 26-10-2013

Het werd weer eens tijd mijn tante op te zoeken. Zij is 84 (denk ik, maar ik zal er niet ver naast zitten). Ze is de zus van mijn moeder, degene die qua leeftijd net boven haar zit. Zelf heeft ze nooit kinderen gekregen. omdat al voor haar huwelijk haar baarmoeder is verwijderd. Toch was ze altijd een vrolijk mens. Haalde alle kinderen van de hele familie naar haar toe. Alles mocht, niks was haar te gek. Tafel ondersteboven, tentje bouwen door er lakens bovenop te leggen, mee knutselen, poppenkleertjes maken.

Zij en haar man hadden een hondje dat was aangereden en nog maar drie pootjes had. Daar kon hij zich overigens heel goed mee redden. Dat was haar kindje. Als ze klaar waren met de warme maaltijd, nam ze hem op schoot, maakte een prakje met aardappelen en groente voor hem en voerde hem dat met een lepel. Hij was dol op andijviestamp.

Ze woont nu al een tijdje in een verzorgingshuis, omdat ze begon te dementeren. Dat gaat niet heel erg snel, maar toch begin je van liever lee rare dingen bij haar te merken.

Ze heeft altijd bijzondere dagen als Sinterklaas, Kerst, BBQ-s met de familie, verjaardagen en zomaar-op-visite-dagen bij ons gezin meegemaakt. Sinterklaas vorig jaar was ze er ook bij, maar kon je de verandering duidelijk merken. Ze was veel stiller, en het hele gebeuren leek een beetje langs haar heen te gaan.

Andere keren dat ik haar zag. was het minder duidelijk, soms bleef het bij een wat onverwachte actie of opmerking. Maar al met al is er in een jaar of twee veel in haar verandert.

Nu gingen mijn moeder en ik haar dus opzoeken. Omdat ze drie keer per week naar de dagopvang gaat, is het even uitmikken met het dagdeel dat ze op haar kamer zou moeten zijn. Vrijdag moeten lukken. Ze doet de deur meestal op slot, want ze heeft er een hekel aan als “ze” zomaar bij haar binnen lopen, en daarmee bedoelt ze dan vrijwilligers en verzorgers. Maar na uitgebreid bellen en kloppen doet er nog steeds niemand open. Ze blijkt toch op de dagopvang te zitten. Als we daar binnen lopen en ze ons ziet, komt er een hele grote glimlach op haar gezicht. Ze gaat mee naar boven, want het is “veuls te gezellug” dat we er zijn. Een medebewoner zegt gekscherend: jullie brengen haar toch wel weer terug he? Ze kijkt hem venijnig aan en zegt: Je bent net een egel, zo met stekels bovenop. Ze doet haar handen naar boven en haar vingers wijzen omhoog.

Op haar kamer zet ik koffie, en ze heeft lekkere koekjes zegt ze. Mijn moeder vraag of ze de bessen nog heeft opgegeten, die ze de vorige keer heeft meegenomen. Nee, die staan nog in de koelkast. Ik kijk en zie een dicht jampotje met iets wat ooit bessen zijn geweest, drijvend in het vocht. Ik wil het door de WC gieten, uit voorzorg, zodat ze ze niet meer gaat opeten. Daarin ligt, keurig tot een rechthoek geknipt, een stuk krant op de schotel.

Tijdens het koffiedrinken merk ik verder niet zoveel aan haar. Alleen zegt ze dat een nichtje die week drie keer op bezoek is geweest. Nou woont zij aan de andere kant van het land, dus dat lijkt ons erg onwaarschijnlijk. Maar we knikken en zeggen: leuk, dat was zeker wel gezellig.

Vorige week was ze samen met mijn moeder bij mijn broer. Ze kreeg een haring met uitjes, waar ze normaal gesproken dol op is. Nu hoefde ze het niet, want er zaten allemaal steentjes in.

Het zijn allemaal nog kleine dingen, maar het wordt wel erger. Haar moeder, mijn oma, was ook dement. Een broer en een zus van haar, beiden reeds overleden, ook. Het zit wel in de familie. Ik denk er dikwijls over na.

Ik praat er over met mijn vriendin, wiens moeder ook heel erg dement was. Beiden hebben we dezelfde angst: dit ook te krijgen. We zijn het er over eens: Zolang je nog redelijk kunt functioneren, nog redelijk tevreden bent, en iedereen in je omgeving nog kent OK. Maar als dat station gepasseerd is, wat dan? Ik heb daar een gedichtje over geschreven, het volgende:

Als ik niet meer onthouden kan Wie mijn kind is, wie mijn man dan wil ik niet meer leven.

Als ik niet meer weet waar ik woon en hoe ik heet dan ga ik liever dood.

Als alle gezichten om mij heen vervagen en ik nergens meer om kan vragen wil ik er geen deel van zijn.

Als ik de uitgestoken hand niet meer kan pakken het besef niet meer heb de moed te laten zakken stuur mij dan naar de hemel.

Als ik niet meer kan leven zoals ik altijd heb gedaan Alsjeblieft, laat me dan gaan en laat mij rusten in vrede.



Plaats een reactie